Hartog Spijer (1885-1944)

 
Aan de Tongerenseweg, net buiten het dorp Vierhouten, bevindt zich een indrukwekkend monument waarop acht namen staan vermeld. Het monument bestaat uit twee stenen van zwart marmer waarop de namen staan vermeld van acht slachtoffers, die het onderduikerskamp in de bossen bij Vierhouten niet hebben overleefd.

Onderduikerskamp in Vierhouten
In het onderduikerskamp Het Verscholen Dorp verbleven in de periode vanaf april 1943 tot 29 oktober 1944 gemiddeld ongeveer tachtig mensen in negen half ondergrondse hutten. Het waren verzetsmensen, geallieerde Engelse en Amerikaanse militairen, Joden en mensen die weigerden zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Maar er zaten ook een gedeserteerde Duitse militair en een ontsnapte Russische krijgsgevangene. Nadat het kamp door toeval op zondag 29 oktober 1944 werd ontdekt door twee SS-ers, vluchtten de meeste mensen in paniek weg. Acht Joden werden gevangen genomen en opgesloten in de kelder van de villa op De Paasheuvel in Vierhouten. Kaatje Gompes-Schoonhoed (66 jaar) overleed in de kelder. Haar man Max Gompes (73 jaar) werd de volgende dag ter plekke doodgeschoten. Beiden kwamen uit Arnhem. De zes andere Joden werden op 31 oktober aan de Tongerenseweg gefusilleerd. Dat waren Arnold de Leeuw (58 jaar) uit Almelo, zijn vrouw Louise Mathilde de Leeuw-Weijl (50 jaar), hun zoon Johan de Leeuw (28 jaar), Arend Samuel Meijers (45 jaar) uit Voorburg met zijn 6-jarige zoontje John Roedolf en Hartog Spijer (59 jaar) uit Amsterdam.

       
Hartog Spijer
Over Hartog Spijer is nooit veel gepubliceerd. In dit artikel zetten we de schijnwerpers op hem en zijn gezin. Hartog Spijer werd op 8 april 1885 geboren aan de Oude Schans 62 in Amsterdam. Zijn ouders waren Willem Spijer (kantoorbediende) en Elisabeth de Jong. Hartog was het oudste kind. Na hem werden er nog drie kinderen geboren: Rachel (1886), Mirjam (1889) en Simon (1890). Hartog Spijer trouwde op 3 juni 1920 te Culemborg met Sophia Vorst (geboren op 6 juli 1890), dochter van Hijman Benjamin Vorst en Kaatje van Leeuwen. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Elisabeth Catharina (20 juli 1924) en Herbert Willem (25 april 1926). De kinderen werden in het dagelijks leven Elleke en Herbert genoemd. De familie Spijer woonde tijdens de oorlog aan de Hobbemakade 101-II in Amsterdam. Mr. Hartog Spijer was afgestudeerd als meester in de rechten. Hij werkte als jurist in dienst bij de gemeente Amsterdam. Later werd hij secretaris van de Arbeidsbeurs. Hartog Spijer was daarnaast vice-voorzitter van de Nederlands Israëlitische begrafenisvereniging Kirbath Achim. Vanwege deze functie werd Hartog tijdens de oorlogsjaren voorlopig vrijgesteld van deportatie (gesperrt).

Onderduik
Begin juli 1943 werd het voor Hartog Spijer te gevaarlijk om nog langer in Amsterdam te blijven. Samen met zijn vrouw Sophie en een van zijn kinderen dook hij onder bij de tuinder Jan Verweel, zijn zus Barbara en zijn broer in hun kleine huis aan de Bovenweg in Sint Pancras. Toen het in Sint Pancras niet meer veilig was, brachten verzetsmensen Hartog Spijer na ongeveer tien weken naar het onderduikerskamp in de bossen bij Vierhouten. Zijn vrouw Sophie bleef bij de familie Verweel achter. De omgeving werd verteld dat Sophie, die er niet-Joods uitzag, als huishoudster bij de familie Verweel in dienst was. In de vier maanden dat Leni Duijzend in het Verscholen Dorp verbleef, kreeg ze les in Nederlandse taal, wiskunde en klassieke talen van oom Henry, zoals Hartog Spijer ook wel werd genoemd. Hartog Spijer leed in de nazomer van 1944 aan een maagzweer. Nadat de pijn steeds heviger werd, bleek een operatie noodzakelijk. Het plan was dat Spijer op 30 oktober uit het kamp zou vertrekken om opgenomen te worden in een ziekenhuis in Ermelo. Maar zover zou het niet komen. Op zondag 29 oktober 1944 werd het kamp ontdekt. Veel onderduikers wisten te ontkomen door de bossen in te vluchten. Dertien van hen kwamen uiteindelijk in Elburg terecht. Hartog Spijer voelde zich te ziek en bleef achter in zijn hut. Hij werd gevonden en op De Paasheuvel in een kelder opgesloten. Op 31 oktober werd Hartog Spijer, samen met de vijf andere gevangenen, gefusilleerd aan de Tongerenseweg. De lichamen werden in drie kuilen begraven. Hartog Spijer werd op 12 november 1945 herbegraven op de Joodse begraafplaats in Muiderberg.

Familie Wansink
Ook Elleke en Herbert Spijer moesten onderduiken. Ze kregen onderdak bij dr. Derk Johan Wansink, leraar geschiedenis aan de Rijks HBS in Velsen. Hij was gehuwd met Alida Jacoba Soeters. Het echtpaar Wansink woonde tijdens de oorlog aan de Driehuizerkerkweg 33 in Driehuis. Elleke en Herbert Spijer waren door verzetsman Jan Hemelrijk vanaf de Hobbemakade in Amsterdam naar het onderduikadres in Driehuis gebracht. De twee kinderen kregen valse persoonsbewijzen van de ondergrondse. Maar de onderduik van de kinderen bleef gevaarlijk. Herbert Spijer was een ziekelijke jongen. Hij moest noodgedwongen naar een ziekenhuis in Haarlem. Herbert was besneden en dat zou gevaar opleveren. Verzetsmensen regelden betrouwbare medische hulp. Derk Johan Wansink deed zich voor als medisch doctor in plaats van doctor in de geschiedenis. Een ander gevaar vormde de buurman van de familie Wansink. Hij was en vooraanstaand lid van de NSB. Elleke en Herbert Spijer hadden een schuilplaats op de zolder. Het hele gezin van de familie Wansink was betrokken bij het verbergen en beschermen van de Joodse onderduikkinderen Spijer. In de periode van januari tot september 1944 verbleef er nog een onderduikster in het huis van de familie Wansink. In december moesten Elleke en Herbert Spijer uit hun onderduikadres vertrekken nadat de Duitsers bevel gaven de omgeving van IJmuiden, Velsen en Driehuis te evacueren. Elleke Spijer werd ondergebracht bij het onderduikadres van haar moeder in Sint Pancras. Elleke en Herbert Spijer overleefden de oorlog, evenals hun moeder.

Jan Hemelrijk
Derk Johan Wansink was een goede vriend van de verzetsman Jaap Hemelrijk. Jaap’s zoon, Jan Hemelrijk, was volop actief in het verzet. In het boek ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen wordt de rol van Jan Hemelrijk (1918-2005) bij het onderbrengen van Elleke en Herbert Spijer op hun onderduikadres beschreven. In het hoofdstuk Bergen aan Zee lezen we dat Eberhard Rebling (de man van Lien Brilleslijper) in september 1942 de opdracht van Jan Hemelrijk kreeg de zestienjarige Joodse jongen Herbert Spijer uit Amsterdam weg te halen en om hem (voorlopig) in het huisje van Eberhard Rebling en Lien Brilleslijper in Bergen aan Zee onder te brengen. In november 1942 ging Eberhard voor de tweede keer op pad. Hij bracht de zeventienjarige Elleke Spijer veilig van een onderduikadres in Amsterdam naar de familie Wansink in Velsen.

   
Tenslotte
Sophia Spijer-Vorst wist de onderduik te overleven in Sint Pancras. Ze bereikte de hoge leeftijd van 96 jaar en stierf op 29 november 1986 in Beth Shalom te Amsterdam.

Elisabeth Catharina (Elleke) Spijer trouwde op 24 mei 1955 te Amsterdam met Gosen van Esterik. Ze stierf op 4 maart 1973 op 48-jarige leeftijd te Haren.

Herbert Willem Spijer overleed op 25 augustus 1948 te Enkhuizen. Hij werd slechts 22 jaar oud.

Voor hun hulp aan Joodse onderduikers werden Jan, Barbara en Klaas Verweel op 10 december 1972 door Yad Vashem erkend als Rechtvaardigen onder de Volkeren. Op 27 oktober 1977 kregen ook Derk Johan Wansink en zijn vrouw Alida Jacoba Wansink-Soeters de Yad Vashemonderscheiding. Door hun hulp aan Joodse onderduikers werd het echtpaar Wansink erkend als Rechtvaardigen onder de Volkeren.

Geraadpleegde bronnen:
R. van Iperen. ’t Hooge nest. Amsterdam, 2018.
J. Thijssen. Het Verscholen Dorp. Ondergronds op de Veluwe 1943-1944. Nieuw-Amsterdam, 2019 (herziene druk).
A. Visser. Het Verscholen Dorp. Verzet en onderduikers op de Veluwe. Wezep, 2007 (herziene druk)

www.arolsen-archives.org
www.amsterdam.nl/stadsarchief
www.elburginoorlogstijd.nl
www.joodsmonument.nl
www.museumalkmaar40-45.nl
www.oorlogsgravenstichting.nl
www.verscholendorp.eu
www.4en5mei.nl

Willem van Norel
Elburg, 3 mei 2024